Het moet niet gekker worden. Een heuse tuinworkshop gevolgd laatst. Nieuwe werelden gaan voor je open als je een huis koopt. In ons geval een huis met een tuin die nog woest en ledig is, dus daar moesten we (als totale tuinleken) iets mee.
De centrale vraag in de workshop: hoe creëer je een tuin waar je gelukkig van wordt? De docent was daar heel duidelijk over. Een goede tuin moet voor minsten 2/3 deel uit beplanting bestaan, daar voelen we ons als mens goed bij. Veilig en beschut. Maar omdat de meesten van ons daar niet van op de hoogte zijn, gooien we massaal onze tuinen vol met bestrating. Achteraf proberen we dan het onbehaaglijke gevoel te compenseren door er potplanten op te zetten. Een slecht idee, volgens deze visionaire hovenier die zich inzet voor de bevordering van Tuingeluk.
Hij had best een punt! Volgens mij dacht God er ook zo over toen Hij Adam en Eva schiep en hen in een tuin plaatste (Gen. 2:8). Ergens was heel de wereld een beetje hun tuin op dat moment. God creëerde een wereld waarin de mens goed zou kunnen vertoeven. Dat is nog steeds wel merkbaar, toch? Voelen we ons niet allemaal op ons best tijdens een wandeling over het strand, in het bos of op de heide? Worden we niet allemaal blij van een mooi uitzicht, lekkere bloemengeuren en natuurgeluiden? Diep van binnen wel, denk ik.
Helaas hebben we bij de uitoefening van ons rentmeesterschap nogal wat steken laten vallen. De aarde is niet meer het paradijsje wat zij ooit was.
Ik moest denken dat oude nummer van Joni Mitchell (mij beter bekend van Counting Crows): they paved paradise and put up a parking lot. Dat is wat we gedaan hebben. Net als met onze tuinen bouwen we allerlei dingen waar we denken gelukkig van te worden – parkeergarages, winkelcentra, telefoons, tv-schermen, etc. – terwijl die dingen ons vaak alleen maar verder verwijderen van het geluk dat we zoeken.
En hebben we met God niet precies hetzelfde gedaan? Uiteindelijk zijn we gemaakt om ons ultieme geluk in Hem te vinden. De schepping is een afspiegeling van Hem en verwijst ons naar Hem, voor Wie we bestemd zijn. De Tuin was bedoeld als plaats van ontmoeting tussen God en de mens. Een plaats waar we zijn liefde meer en meer en meer zouden leren kennen. Je zou kunnen zeggen dat God eigenlijk het ware Tuingeluk is. In Ps. 16 beschrijft David zijn relatie met God als volgt: Een lieflijk land is voor mij uitgemeten. Ik ben verrukt van wat mij is toebedeeld….Daarom verheugt zich mijn hart en juicht mijn ziel, mijn lichaam voelt zich veilig en beschut. God is zelf die veilige, aangename plek waar we helemaal tot rust komen. Als je die eenmaal hebt ontdekt, dan weet je waar je het zoeken moet.
Maar we hebben ons tegen Hem afgezet:
Want mijn volk heeft een dubbel kwaad gedaan:
Mij, de bron van levend water, hebben zij verlaten,
om zich bakken uit te hakken,
lekkende bakken,
die geen water houden.
(Jer. 2:13)
We kozen de tegels in plaats van de tuin, en kwamen bedrogen uit. Nog doe ik dat soms, en dan ontdek ik weer hoe kil en onbevredigend de aanblik van beton is. Maar gelukkig laat Hij ons niet aan ons (parking)lot over. Hij zoekt ons op en nodigt ons uit onder zijn Beschutting.
Wat het perceel achter ons huis betreft: die tegels komen er niet. Althans niet te veel. Het plan is om er een groen paradijsje van te maken dat garant staat voor jaren Tuingeluk, en dat ons voortdurend doorverwijst naar de Bron van levend water; naar Hem die het Geluk zelf is.
[Phillian is coördinator van Bonfire Huis van gebed en deelt hier haar verhaal.]