Ik heb gisteren een huis gekocht. Een heel leuk huis. Op een dijk. Met een grote tuin, in mijn lievelingsstad Dordrecht. Het is alles waar we van gedroomd hadden en meer. Een groot cadeau van God!

Intussen lees ik het boek ‘De Hemelse Man’, over vervolgde christenen in China. Ik lees (en huiver) van de verschrikkingen die sommige van onze familieleden in andere werelddelen meemaken, maar ook van de wonderen die God doet te midden van al die ellende.

Ergens wringt het. Waarom krijg ik van God zo’n leuk huis, en heb ik het zo goed samen met mijn man, terwijl anderen voor hun geloof in Jezus gemarteld worden in werkkampen?

Doe ik iets verkeerd? Jezus zelf had immers nog geen steen om zijn hoofd op te leggen (Mt. 8:20). De Bijbel waarschuwt veelvuldig tegen het gevaar van rijkdom. Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan (Mt. 19:24), zei Jezus. Of wat dacht je van deze: Wie rijk wil worden, staat bloot aan verleiding, raakt in een valstrik en valt ten prooi aan dwaze en schadelijke begeerten die een mens in het verderf storten en ten onder doen gaan (1 Tim. 6:9).

Dat is duidelijke taal! En ja, ik beschouw mezelf als rijk. Al ben ik naar Westerse standaarden misschien wel arm. Ik eet drie maaltijden per dag, en toetjes. Ik heb een kast vol kleding. Ik ga ieder jaar op vakantie. En dan heb ik ook nog een huis gekocht. Ik voel me steenrijk.

Zoals ik al zei, we hebben het huis van God gekregen. Daar is geen twijfel over. Tijdens de huizenjacht hebben we steeds ‘Gideonskleedjes’ neergelegd. We hebben op zo’n manier geboden dat de huizen gemakkelijk aan ons voorbij zouden kunnen gaan, mochten ze het Boven toch geen goed idee vinden. Daardoor grepen we er al een aantal keer naast, en ook nu was het superspannend. We hadden kunnen kiezen voor zekerheid, maar we kozen ervoor te ontvangen. We hadden kunnen grijpen, maar we kozen voor open handen. En God, als een goede Vader die het goede niet onthoudt aan zijn kinderen (vgl. Ps. 84:12; Jk. 1:17; Mt. 7:9), heeft gegeven!

Die open handen, daar zit een sleutel volgens mij. Als christen mag je leven met open handen, om te ontvangen en te geven. Om vast te houden en om los te laten. Die open handen zeggen: ‘ik ontvang dit van U, maar ik bezit het niet. U mag het weer terugnemen als U wilt’. Die open handen zeggen dat mijn ware rijkdom niet is gelegen in wat ik van Hem krijg, maar in Wie Hij is. Die open handen zeggen, net als Job: of U nu geeft of neemt, ik zal U prijzen! (vgl. Job 1:21).

Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn (Mt. 6:21).
Ook al groeien geld en goed, houd je hart ervan vrij (Ps. 62:11).

Lijden vormt een uitdaging, maar zegen net zo goed. Tegen beide moeten we bestand zijn, zoals Paulus zegt in Fil. 4: Ik weet wat het is om gebrek te lijden, maar ook wat het is om in rijkdom te leven. Ik heb alles aan den lijve ondervonden: overvloed en honger, rijkdom en gebrek. Ik ben tegen alles bestand door hem die mij kracht geeft.

Paulus hield zoveel van Jezus, dat het hem eigenlijk om het even was, welke van de twee uitdagingen hij kreeg: Het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, overtreft immers alles (Fil. 3:8). Daarom is hij alles als afval gaan beschouwen. Wat is een huis vergeleken met het kennen van Jezus? Afval! Het stelt niets voor. Het is lichter dan lucht. Onze vervolgde broers en zussen in China zijn hiervan doordrongen. Zij kennen Jezus als geen ander. Zij bezitten niets, maar toch hebben ze alles (2 Kor. 6:10). Dit zeggen ze zelf; zij praten net als Paulus.

Ik hoop op een dag ook net als Paulus te kunnen praten, met dezelfde diepgewortelde overtuiging van wat echte Rijkdom is. En daarom bid ik – terwijl ik God dank voor ons prachtige huis – om open handen, en een grotere openbaring van dat Ene ware Cadeau: Jezus Christus.

[Phillian is coördinator van Bonfire Huis van gebed en deelt hier haar verhaal.]