‘Gods plan is om uiteindelijk een stralende Bruid op te halen’, schreef ik in het voorgaande blog. Maar dat kan nog best afstandelijk klinken. Als iets groots en ongrijpbaars, een ver-van-je-bed-show. Het kan echter pas realiteit worden, als je weet wat het voor jou persoonlijk betekent.

Toen ik opgroeide voelde God als ver weg. Mijn hele geloofsleven bestond eruit dat ik probeerde zijn goedkeuring te verkrijgen door de dingen te doen (of laten) die ik dacht dat Hij van mij vroeg. Het omkeerpunt kwam toen ik ontdekte dat God Liefde was, en dat zijn Liefde persoonlijk voor mij was. Dat Hij, op één of andere manier, echt iets in mij zag. Dat Hij mij niet slechts duldde, maar koesterde. De openbaring dat Hij van mij hield zorgde ervoor dat ik van Hem ging houden. En dat ik niets liever wilde dan Hem beter te leren kennen.

Deze Liefde, die ik als tiener ontdekte, was de liefde van de Vader. De Vader die met armen wijd open stond om zijn dochter Thuis te ontvangen, en ik die met vreugde bij Hem aan tafel ging zitten. Een Vader-kind-relatie met God, dat is al heel close. Maar in de loop van de jaren ontdekte ik dat zijn liefde nóg dieper gaat: als die van Bruidegom en bruid. God is niet alleen blij dat ik bij Hem aan tafel zit, en deel uitmaak van zijn grote gezin, Hij verlangt ernaar mij heel persoonlijk te ontmoeten. Hij is uit op intimiteit.

Destijds, en steeds weer opnieuw, ben ik hiervan onder de indruk geraakt door het boek Hooglied. In het Hooglied (wat in letterlijke zin een liefdesgedicht is waarin koning Salomo en zijn bruid elkaar toespreken) openbaart God zich als de Bruidegom. Het is bij uitstek een boek om met je hart te lezen, meer dan met je hoofd. Een boek om al biddend of zingend op te mediteren zodat het een levende conversatie wordt tussen jou, de bruid, en Hem, de Bruidegom. Als je dat doet dan ontdek je dat Hij jou liefheeft alsof je de enige op de hele wereld was:

Ook al zijn er zestig koninginnen,
en wel tachtig bijvrouwen,
meisjes zonder tal,
zoals mijn duif is er maar één,
mijn allermooiste is de enige.

(Hgl. 6:8-9)

Ik kan me voorstellen dat zo’n tekst, en het boek Hooglied als geheel, wat vreemd op je over komt. Dat je niet direct de relevantie ervan ziet voor jezelf. Begrijpelijk, want de realiteit waar ik het over heb is niet zomaar in woorden uit te drukken. Toch heeft God deze woorden gegeven om ons toegang te geven tot die realiteit. Daarom wil ik je uitdagen om er eens voor te gaan zitten. Om God te vragen zichzelf als Bruidegom aan jou te openbaren en dan de woorden langzaam tot je door te laten dringen alsof God spreekt tot jou, of jij tot Hem. Laat de Geest eens over de tekst blazen, dan ontdek je de diepten ervan. Dit geldt overigens niet alleen voor Hooglied; heel de Bijbel is bedoeld om ons in relatie te brengen met een Persoon. Het gaat niet alleen om kennis maar om kennen en gekend zijn. Het Hebreeuwse woord hiervoor in de Bijbel is Jadah, dat wijst op een intieme relatie. Hetzelfde woord wordt ook gebruikt voor seksuele gemeenschap (‘Adam kende Eva’, Gen. 4:1).

Het kennen van Jezus is dus niet iets wat je kunt aftikken. Net als bij elke andere relatie zijn daar ontmoetingen voor nodig. Daarom is wat ik hierboven beschrijf ook niet slechts een leuk idee voor een kleine groep ‘mystiek-georiënteerde gelovigen’. De vurige Liefde van Jezus gaat uit naar ieder mens en Hij is op zoek naar mensen die zijn Liefde beantwoorden. Het is niet alleen ontzettend jammer als je dit aan je voorbij laat gaan, de Bijbel maakt ook duidelijk dat het gevaarlijk is. De gelijkenis in Matteüs 25 is een duidelijk beeld. Tien ‘meisjes’ staan te wachten op de bruidegom. Allemaal hadden ze een olielamp, maar slechts een deel had olie. Degenen die olie hadden werden op het bruiloftsfeest binnengelaten, de overige groep bleef buiten. Ze riepen ‘Heer, heer, laat ons binnen!’, maar [de bruidegom] antwoordde: ‘Ik ken jullie werkelijk niet’ (25:11-12).

Jezus waarschuwt ons in zijn Liefde. Dit zien we ook gebeuren in de brief aan Laodicea in Openbaring 3. De gemeente is lauw geworden: ze zijn noch koud noch warm wat hun toewijding aan Jezus betreft. Ze wijzen Hem niet af, maar evenmin hebben ze hem lief. Jezus heeft hen echter wel lief (3:19) en daarom nodigt hij hen opnieuw uit tot gemeenschap: koop van mij goud dat in het vuur gelouterd is, en u zult rijk zijn; witte kleren om u te kleden […]; zalf voor uw ogen, zodat u weer kunt zien…Ik sta voor de deur en klop aan. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal ik binnenkomen, en we zullen samen eten, Ik met hem en hij met Mij (3:18, 20).
Vaak spreekt het Nieuwe Testament de gemeente als collectief aan; hier gebruikt Jezus het enkelvoud. Het doet er oneindig veel toe dat jij als individu door je Bruidegom wordt gekend. De Bruid van Jezus zal bestaan uit een ontelbare menigte individuen die Hem persoonlijk hebben leren kennen (Opb. 7:9). Uiteindelijk vormen zij samen één groot eeuwigdurend huwelijk. Dus neem zijn hartstochtelijke, maar ernstige uitnodiging aan: ontdoe je van alle afleiding, kom in zijn aanwezigheid en laat je Liefhebben. Laat het hart van de Bruid in je branden.

Phillian
Bonfire Huis van gebed