Ik hoor het zo vaak om mij heen: gebed is de motor van dit, gebed is de motor van dat. Het maakt me een beetje boos als ik het hoor. Gebed als de aandrijvende kracht achter een of andere bediening of project. Als ik onze vertrouwde schip-metafoor gebruik: alsof God onder dek een aantal dienaren heeft die constant kolen moeten scheppen, zodat de boel in beweging blijft. Het is intensief, saai, routinematig werk. Niemand wil die baan, maar het moet gebeuren. Wie offert zich op?

Zo wordt gebed vaak benaderd, als een soort transactie. Wij bidden, God levert. Zo lang wij blijven bidden, blijft Hij leveren. En zo komen onze – ik bedoel Zijn – plannen tot stand. Het is een soort fondsenwerving: we moeten God smeken om de middelen die wij kunnen inzetten om ons product te kunnen leveren. En dat product is natuurlijk een of ander geweldig doel voor Gods Koninkrijk en zijn gerechtigheid.

Natuurlijk chargeer ik. Maar in deze sfeer hangt het vaak wel. Er móet gebeden worden, want anders komt dit of dat niet van de grond. Het maakt eigenlijk niet uit wie het doet, als het maar gebeurt. Als onze agendapunten, wensen en noden maar voor Gods troon worden gebracht, zodat Hij in het nodige kan voorzien. “Zolang de motor maar ronkt.”

Maar gebed is geen motor. Gebed kun je niet wegzetten in een hoekje, naast de administratie en de personeelszaken. Gebed is niet voorbehouden aan een speciaal groepje mensen met een groot uithoudingsvermogen. Gebed kun je niet aftikken en niet delegeren.

Wat is gebed wel? Het is de noodzakelijke, levengevende communicatie tussen God en mensen. Door gebed blijven we verbonden met de Vader, en die verbondenheid is ons leven: Het eeuwige leven, dat is dat zij U kennen, de enige ware God, en Hem die U gezonden hebt, Jezus Christus (Joh. 17:3).
Van Hem gescheiden zijn is geestelijke dood. Met Hem verbonden zijn is geestelijk leven. Gebed is dus als ademen: zoals we zuurstof nodig hebben om natuurlijk te leven, hebben we God nodig om geestelijk te leven. Gebed is het kennen van God in de praktijk.

Jezus zelf leefde dit uit. Hij trok zich regelmatig terug om te bidden. Van de inhoud van zijn gebeden weten we weinig, maar het is duidelijk dat Hij in diepe verbondenheid met de Vader leefde. En die verbondenheid bestond blijkbaar niet automatisch; die moest gecultiveerd worden. Er moest omgang plaatsvinden, en voor die omgang moest tijd apart gezet worden. Jezus wist zich volledig afhankelijk van die relatie: Waarachtig, ik verzeker u: de Zoon kan niets uit zichzelf doen, Hij kan alleen doen wat Hij de Vader ziet doen; en wat de Vader doet, dat doet de Zoon op dezelfde manier. De Vader heeft de Zoon immers lief en laat Hem alles zien wat Hij doet (Joh. 4:19-20). Diezelfde afhankelijkheid leerde Hij ook aan zijn discipelen: Als iemand in Mij blijft en Ik in hem, zal hij veel vrucht dragen. Maar zonder Mij kun je niets doen. (Joh. 15:5)

Gebed is dus niet het brengen van onze agendapunten bij God, maar eerder onze agenda naast ons neer leggen, om Hem te kunnen ontmoeten. Het is ons hart openen voor wie Hij is, ons laten vullen met Zijn verlangens, één worden met Zijn agenda. Het is volstromen van wie Hij is zodat Hij ook zichtbaar wordt in alles wat we doen. Zodat wat gedaan wordt Hem ook daadwerkelijk behaagt en Zijn karakter weerspiegelt. Zodat de wereld om ons heen Hem zal leren kennen, en in dat kennen het eeuwige leven vindt.

Dus ja, er gaat kracht uit van gebed. En ja, zo komt Gods Koninkrijk tot stand. Maar dit zijn logische gevolgen van een levenswijze in verbondenheid met de Vader. Dit zijn bijproducten van de relatie die gecultiveerd wordt door gebed. Als we het bijproduct tot de essentie maken, dan missen we de boot.

God is niet op zoek naar gebeden. Hij heeft ze ook niet nodig. Hij is op zoek naar mensen. Mensen die in verbondenheid met Hem willen leven. Mensen die – simpelweg – willen Leven. Hij nodigt je uit: Zoek mij en leef! (Amos 4:5). Neem je de uitnodiging aan?

Phillian
Bonfire Huis van gebed