Aan de andere kant van de (lege) ruimte die ik de vorige keer liet zien, staat deze tekst uit Openbaring 21. Met een stoel die symboliseert dat God in Jezus onze menselijkheid heeft omarmd. Hij schaamt zich er niet voor onze broer genoemd te worden (Heb. 2:11). Hij kwam bij ons, heel gewoon. Vandaar dat we het Huis van gebed intern ook wel Gods ‘gewoonplaats’ noemden.
Er gaan geruchten dat deze ruimte misschien wel een parkeergarage wordt. Het is dus maar goed ook dat God zich niet verbindt aan gebouwen, maar aan mensen. Een paar maanden geleden, toen het nog onzeker was wat er met (het gebouw) Bonfire zou gebeuren, had ik een droom. Ik zag een bruid met een jurk die zich naar boven uitspreidde en een tent vormde boven haar. Wij – de gelovigen – zijn die bruid en overal waar wij gaan, daar is Gods woonplaats.
Doorheen de Bijbel zie je dat God op zoek is naar een woonplaats onder de mensen. Op een dag heeft Jakob een droom en ziet hij een ladder die tot de hemel reikt, waarlangs engelen zich bewegen. Als hij wakker wordt beseft hij: op deze plaats is de HEER aanwezig. Dat besefte ik niet. (Gen. 28:16).
Ineens ontdekt hij dat hij in een huis van God (Beth-El) is en dat dit een poort van de hemel is. God opende hem de ogen voor zijn aanwezigheid. De Heilige Geest had in Jakob nog niet blijvend intrek genomen, zoals in de gelovige van vandaag. Maar in hoeverre zijn wij ons ook vaak niet bewust van dit wonder – dat wij Gods huis zijn? In hoeverre denken wij God nog ergens te moeten vinden, of zijn aanwezigheid te moeten bemachtigen?
“Weet u niet dat u een tempel van God bent en dat de Geest van God in uw midden woont?”, vraagt Paulus aan de Korintiërs (1 Kor. 3:16). Terecht vertaalt de NBV met: in uw midden. Paulus richt zich namelijk tot de gemeente als geheel. Hoewel je de Heilige Geest persoonlijk ontvangt, is dit geen individueel gebeuren. God verlangt ernaar te wonen te midden van een volk. Dat noemde Hij al als reden om Israël uit Egypte te bevrijden: om in hun midden te wonen (Ex. 29:46). De tabernakel, en vervolgens de tempel, was een manier om dat te concretiseren en zichtbaar te maken, maar God was al te midden van zijn volk aanwezig (in de vorm van een wolk-/vuurkolom) toen er nog geen tabernakel of tempel was. Uiteindelijk was de tempel zelf ook niet in staat om Gods aanwezigheid onder het volk te garanderen. Nadat het volk zich massaal van God en zijn geboden had afgekeerd, verliet Hij die tempel (Ez. 11). God wil wonen te midden van een volk dat heilig is; dat Hem liefheeft. De Heilige Geest, die onze harten transformeert, heeft dit mogelijk gemaakt. Daar waar wij elkaar liefhebben en Hem eren, daar voelt Hij zich thuis.
Dus, hoera! Ook een ‘dakloos’ Bonfire kan een Huis van God zijn! Onze dakloze community ontmoet elkaar momenteel in diverse huiskamers, en ik heb persoonlijk al mogen ervaren dat Hij evenzeer in ons midden is als voorheen in de St. Bonifatiuskerk. Juist nu – gestript van ons prachtige pand – hebben we de kans om dieper door te dringen tot de kern van waar het allemaal om gaat: God lief te hebben boven alles, en onze naaste als onszelf.
Overal in de wereld duiken (24/7) gebedshuizen op en ik vind het geweldig. Maar uiteindelijk zijn het niet de huizen waar God naar verlangt, maar de harten van zijn kinderen. Daar wil Hij gekend zijn en aanbeden worden. Ik bid je toe dat je eigen hart, samengevoegd met dat van broers en zussen, een plaats is waar Hij zich thuis voelt. En dat je, net als wij, in verwondering mag beseffen: dit is niets anders dan het huis van God, dit moet de poort van de hemel zijn! (Gen. 28:16). Heel gewoon, en heel bijzonder.
Phillian